Wie bepaalt wat onkruid is?

Gepubliceerd op Vrijdag 16 april 2021

Afgelopen dagen waren we in de tuin bezig. We zijn onder andere een vijver aan het bouwen. Op een gegeven moment kon ik niet meer assisteren. Mijn vriend stond tot zijn navel in de vijver de folie te vormen en mijn nieuwe taak werd het onkruid verwijderen. Sjouwen en vies worden vind ik heerlijk, maar onkruid verwijderen. Bah.

erwijl ik op mijn knieën aan een plantje loop te sjorren valt me pas op hoe mooi deze eigenlijk is. Met zijn stekelige bladeren niet fijn om los te wurmen, maar met een prachtige, robuuste, paarse bloem. Het is bij nadere inspectie een akkerdistel. Mijn vriend is nog in de vijver bezig, dus ik roep: “akkerdistels laat ik staan oké, die zijn eigenlijk hartstikke mooi!” Ik hoor iets wat op een akkoord lijkt en ga verder. De tuin staat ook ramvol met paardenbloemen. Onze achtertuin grenst aan weilanden en alles waait zo bij ons over. Eigenlijk is dat hartstikke vrolijk dat knalgele van de paardenbloemen. Het geeft de tuin direct kleur. En de meiden vinden het ook nog steeds leuk om een wens te doen wanneer de bloem is getransformeerd tot ‘wensbloem,’ en ikzelf trouwens ook.

Ik voel opeens dat ik een soort van boos word. Wie heeft eigenlijk bedacht dat dit onkruid is? Alleen maar omdat deze bloemen zo sterk zijn om op plekken te groeien waar ze misschien niet welkom zijn. Wat vreselijk oneerlijk! “Schatje? De wensbloemen laat ik ook staan.” Wederom een bevestigende mompel, wat ik eigenlijk altijd krijg als hij druk bezig is en me gewoonweg niet verstaat. Ik kijk verder. Wat er ook nog wild groeit zijn brandnetels. Oké, die moeten er uit, want dat is natuurlijk niet fijn om daar met je blote voeten in te wandelen. Ik pak een handschoen en op het moment dat ik de brandnetel wil pakken kijk ik voor het eerst pas goed. Heb je dat wel eens gedaan? Aan de uiteinden van de bladeren zitten brandharen waar een weerhaakje aan zit. Dat komt dus bij aanraking vast te zitten in je huid en daar komt een mengsel bij vrij dat die brandende jeuk afgeeft. Fascinerend eigenlijk. Ik kan me voorstellen dat heel vroeger de brandnetel gewoon een vrolijk plantje was. Tot iedereen hem lelijk vond en uit de grond ging trekken om weg te gooien. Ik denk dat hij daarom steeds meer is gaan ontwikkelen en steeds pijnlijker wordt. Het enige wat deze arme brandnetel wil is een plekje waar hij welkom is. Hoe zielig is dat? “Je mag ook gewoon lekker blijven”, fluister ik liefdevol.

Ik kijk rond; akkerdistels, paardenbloemen, brandnetels en het laatste ‘onkruid’ wat er nog staat zijn klaprozen. Maar oh wat hou ik daarvan. Klaprozen groeien op plaatsen waar de grond arm of verstoord is, zoals een bouwterrein. Voor mij is een klaproos echt een symbool voor hoop. Dat er iets prachtigs kan groeien uit vrijwel niets. Wist je dat ze ontkiemen wanneer ze na een lange periode van duisternis weer in het licht komen? Zoals bijvoorbeeld gebeurde in loopgraven. Niet alleen voor mij, maar voor heel veel mensen is de klaproos een symbool voor wat overlevingsdrang kan doen. Heb je ooit een klaproos proberen te plukken? Dat gaat niet, want dan vallen alle blaadjes eraf. Dat is toch fantastisch?! Net zoals hoop of geluk. Dat kun je ook niet vangen en in een vaasje zetten. O, nee geen haar op mijn hoofd die het bedenkt deze bloemen te plukken. Ik schuif de parasol naar het terras. Haal twee biertjes uit de koelkast en geef er een aan mijn vriend. “Ben je al klaar?” Ik neem een slok, kijk de tuin in en knik. “Ja, helemaal klaar! Proost!”